RFR 2005, 131
Gezag en omgang. Civiel kinderbeschermingsrecht. Is combinatie van toewijzing van het gezag aan een eerder daartoe onbevoegde moeder en ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van het kind (in een pleeggezin) voor de hand liggend?
HR 07-10-2005, ECLI:NL:PHR:2005:AT6847
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
7 oktober 2005
- Magistraten
Mrs. P. Neleman, H.A.M. Aaftink, O. de Savornin Lohman, E.J. Numann, J.C. van Oven
- Zaaknummer
R04/067HR
- Conclusie
A-G De Vries Lentsch-Kostense
- LJN
AT6847
- JCDI
JCDI:ADS125410:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Personen- en familierecht / Gezag en omgang
Personen- en familierecht / Kinderbescherming
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2005:AT6847, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 07‑10‑2005
ECLI:NL:PHR:2005:AT6847, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 07‑10‑2005
- Wetingang
BW art. 1:253b; BW art. 1:254; BW art. 1:261
Essentie
Is combinatie van toewijzing van het gezag aan een eerder daartoe onbevoegde moeder en ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van het kind (in een pleeggezin) voor de hand liggend?
Samenvatting
In 1997 is een kind geboren uit de relatie van moeder — zelf geboren in 1982 — en vader. De vader heeft het kind erkend. In april 1998 heeft de kantonrechter, nu de moeder onbevoegd was tot het gezag, ambtshalve de voogdij-instelling benoemd tot voogd over het kind. In juli 1999 is het kind, dat tot dan bij de moeder verbleef, in het kader van crisisopvang bij pleegouders geplaatst. De ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.