RvdW 2005, 104
Verzet; aanvang verzettermijn; daad van bekendheid.
HR 23-09-2005, ECLI:NL:PHR:2005:AT4071
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
23 september 2005
- Magistraten
Mrs. P. Neleman, O. de Savornin Lohman, A.M.J. van Buchem-Spapens, J.C. van Oven, F.B. Bakels
- Zaaknummer
C04/148HR
- Conclusie
A-G Wesseling-van Gent
- LJN
AT4071
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2005:AT4071, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 23‑09‑2005
ECLI:NL:PHR:2005:AT4071, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 23‑09‑2005
- Wetingang
Rv (oud) art. 81
Essentie
Verzet; aanvang verzettermijn; daad van bekendheid.
Van een daad van bekendheid als bedoeld in art. 81 lid 1 (oud) Rv is sprake wanneer de veroordeelde enige daad heeft gepleegd waaruit noodzakelijk voortvloeit dat het vonnis aan hem bekend is. Dat is pas het geval als die daad naar buiten — maar niet noodzakelijk tegenover de wederpartij of diens raadsman — is verricht en de hiervoor bedoelde bekendheid daaruit ondubbelzinnig voortvloeit. Door het enkele aanhoren van het vonnis pleegt de veroordeelde geen daad van bekendheid in bedoelde zin, ook al zou moeten worden aangenomen dat hij door dat aanhoren globaal ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.