HR, 16-09-2005, nr. C04/241HR
ECLI:NL:HR:2005:AT5545
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
16-09-2005
- Zaaknummer
C04/241HR
- Conclusie
Mr L. Strikwerda
- LJN
AT5545
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:PHR:2005:AT5545, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 16‑09‑2005
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2005:AT5545
ECLI:NL:HR:2005:AT5545, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 16‑09‑2005; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2005:AT5545
- Wetingang
art. 81 Wet op de rechterlijke organisatie
- Vindplaatsen
Conclusie 16‑09‑2005
Mr L. Strikwerda
Partij(en)
Rolnr. C04/241HR
Mr L. Strikwerda
Zt. 13 mei 2005
conclusie inzake
[eiser]
tegen
Orange Nederland B.V.
Edelhoogachtbaar College,
1.
Thans verweerster in cassatie, hierna: Orange, heeft bij exploit van 31 maart 2003 thans eiser tot cassatie, hierna: [eiser], gedagvaard voor de rechtbank Utrecht, sector kanton, locatie Amersfoort, tot betaling van - na vermindering van eis bij repliek - Euro 438,55 met rente en kosten. Ten grondslag aan haar vordering heeft Orange gelegd dat zij op grond van een met [eiser] gesloten overeenkomst mobiele telefoondiensten en daarmee verband houdende diensten aan [eiser] heeft geleverd en dat [eiser] in gebreke is gebleven met de voldoening van de door Orange te dier zake aan hem gezonden facturen.
2.
[Eiser] heeft verweer gevoerd tegen de vordering en daartoe - voor zover thans in cassatie van belang - aangevoerd dat hij een aantal van de door Orange overgelegde facturen reeds heeft voldaan. Ter onderbouwing van zijn verweer heeft [eiser] bij conclusie van dupliek een aantal betalingsbewijzen overgelegd.
3.
Orange heeft bij akte uitlating producties aangevoerd dat [eiser] in totaal een bedrag van Euro 244,17 per automatische incasso heeft betaald, doch dat de bank deze bedragen heeft gestorneerd.
4.
Bij antwoordakte heeft [eiser] zich op het standpunt gesteld niet bekend te zijn met de stornering van de bedragen en Orange verzocht de stelling dat van stornering sprake zou zijn gedocumenteerd te onderbouwen.
5.
Na een tweetal tussenvonnissen heeft de kantonrechter bij eindvonnis van 14 april 2004 de vordering van Orange, zoals verminderd, toegewezen en daartoe onder meer het volgende overwogen:
"[Eiser] stelt niet bekend te zijn met de stornering en verzoekt die stelling gedocumenteerd te onderbouwen.
Anders dan [eiser] stelt is het niet aan Orange doch aan hem, nu hij zich op het rechtsgevolg van zijn stelling beroept, te bewijzen dat hij heeft betaald. [Eiser] heeft geen behoorlijk onderbouwd en gemotiveerd bewijsaanbod gedaan, reden waarom de kantonrechter [eiser] niet in de gelegenheid zal stellen zijn stelling te bewijzen. Ten processe staat aldus vast dat [eiser] de vordering niet heeft betaald."
6.
[Eiser] is tegen het eindvonnis van de kantonrechter (tijdig) in cassatie gekomen met één middel. Orange is in cassatie niet verschenen. Tegen haar is verstek verleend.
7.
Het middel neemt stelling tegen de zojuist aangehaalde overweging van de kantonrechter en betoogt - kort gezegd - dat de kantonrechter ten onrechte de bewijslast ten aanzien van de vraag of de door [eiser] betaalde bedragen door de bank al dan niet zijn gestorneerd, op [eiser] heeft gelegd, althans dit oordeel niet (voldoende) heeft gemotiveerd. Daartoe voert het middel aan dat, nu door de erkenning door Orange vaststaat dat [eiser] heeft betaald, het vervolgens aan Orange is om haar door [eiser] betwiste stelling te bewijzen dat de betaalde bedragen door de bank zijn gestorneerd.
8.
Het middel faalt. Nog daargelaten dat de kantonrechter niet heeft vastgesteld dat [eiser] heeft betaald, doch heeft geoordeeld dat het aan [eiser] is te bewijzen dat hij heeft betaald, zodat het middel reeds strandt op gebrek aan feitelijke grondslag, stuit de klacht dat het oordeel van de kantonrechter met betrekking tot de bewijslastverdeling onjuist is, af op art. 80 RO, dat geen rechtsklachten tegen vonnissen van kantonrechters toelaat, terwijl de (subsidiaire) motiveringsklacht geen doel kan treffen omdat deze klacht niet kan worden beoordeeld zonder daarbij mede de juistheid van de rechtsopvatting van de kantonrechter met betrekking tot de bewijslastverdeling te betrekken. Zie bijv. HR 11 december 1987, NJ 1988, 338 nt. WHH.
9.
Overigens verliest het middel uit het oog - zo teken ik ten overvloede aan - dat uit de hoofdregel van art. 150 Rv dat de partij die zich beroept op rechtsgevolgen van door haar gestelde feiten, de bewijslast daarvan draagt, niet kan worden afgeleid dat de wederpartij de feiten moet bewijzen die zij stelt ter motivering van haar betwisting van de eerder bedoelde feiten. Zie bijv. HR 23 oktober 1992, NJ 1992, 813.
De conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden,
Uitspraak 16‑09‑2005
Inhoudsindicatie
16 september 2005 Eerste Kamer Nr. C04/241HR JMH Hoge Raad der Nederlanden Arrest in de zaak van: [Eiser], wonende te [woonplaats], EISER tot cassatie, advocaat: mr. J.C. Meijroos, t e g e n de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid ORANGE NEDERLAND B.V., gevestigd te 's-Gravenhage, VERWEERSTER in cassatie, niet verschenen. 1. Het geding in feitelijke instantie...
Partij(en)
16 september 2005
Eerste Kamer
Nr. C04/241HR
JMH
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. J.C. Meijroos,
t e g e n
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid ORANGE NEDERLAND B.V.,
gevestigd te 's-Gravenhage,
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
1. Het geding in feitelijke instantie
De rechtsvoorgangster van verweerster in cassatie Dutchtone N.V. - thans verder te noemen: Orange - heeft bij exploot van 31 maart 2003 eiser tot cassatie - verder te noemen: [eiser] - gedagvaard voor de rechtbank, sector kanton, te Utrecht, locatie Amersfoort, en na vermindering van eis bij conclusie van repliek gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [eiser] te veroordelen om aan Orange te betalen een bedrag van € 438,55 met rente en kosten.
[Eiser] heeft de vordering bestreden.
Na twee tussenvonnissen van 4 juni 2003 en 7 januari 2004 heeft de kantonrechter bij eindvonnis van 14 april 2004 de in hoofdsom verminderde vordering tot een bedrag van € 438,55 met de contractuele rente toegewezen en het meer of anders gevorderde afgewezen.
Het eindvonnis van de kantonrechter is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het eindvonnis van de kantonrechter heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding en de twee daarna uitgebrachte herstelexploten zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
Tegen de niet verschenen Orange is verstek verleend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Orange begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren H.A.M. Aaftink, als voorzitter, A.M.J. van Buchem-Spapens en W.A.M. van Schendel, en in het openbaar uitgesproken door de vice-president P. Neleman op 16 september 2005.