RAR 2005, 111
Pensioen. Uitleg. Hoe moet de inhoud van een pensioenverzekeringsovereenkomst tussen een werknemer en een pensioenverzekeraar worden uitgelegd in de verhouding tot een derde?
HR 09-09-2005, ECLI:NL:PHR:2005:AT8969
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
9 september 2005
- Magistraten
Mrs. P. Neleman, D.H. Beukenhorst, A.M.J. van Buchem-Spapens, E.J. Numann en W.A.M. van Schendel
- Zaaknummer
C04/052HR
- Conclusie
A‑G De Vries Lentsch-Kostense
- LJN
AT8969
- JCDI
JCDI:ADS870449:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Vermogensrecht / Rechtshandelingen
Verzekeringsrecht / Pensioenrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2005:AT8969, Uitspraak, Hoge Raad, 09‑09‑2005
ECLI:NL:PHR:2005:AT8969, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 09‑09‑2005
- Wetingang
PSW art. 2 lid 4 sub c; BW art. 3:36
Essentie
Hoe moet de inhoud van een pensioenverzekeringsovereenkomst tussen een werknemer en een pensioenverzekeraar worden uitgelegd in de verhouding tot een derde?
Samenvatting
Werknemer vordert dat zijn werkgeefster wordt veroordeeld om een bedrag te betalen aan zijn pensioenverzekeraar ten behoeve van de tijdsevenredige affinanciering van zijn pensioenaanspraken na tussentijdse beëindiging van zijn dienstbetrekking. Daarbij stelt hij dat de door de verzekeraar uit te keren winstuitkering niet moet worden meegeteld bij de vaststelling van het evenredige deel van de premievrije waarde van het ouderdomspensioen per datum waarop de dienstbetrekking is beëindigd.
Werkgeefster (die geen partij is bij de verzekeringsovereenkomst) ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.