NJ 2006, 6
BOPZ-zaak: hoorplicht art. 8 lid 1 Bopz; motiveringseisen.
HR 08-07-2005, ECLI:NL:HR:2005:AT8128
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
8 juli 2005
- Magistraten
Mrs. P. Neleman, E.J. Numann, J.C. van Oven
- Zaaknummer
R05/066
- Conclusie
A-G Langemeijer
- LJN
AT8128
- Vakgebied(en)
Gezondheidsrecht / Algemeen
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Openbare orde en veiligheid / Bijzondere onderwerpen
Personen- en familierecht / Bescherming meerderjarige
Burgerlijk procesrecht / Eerste aanleg
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2005:AT8128, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 08‑07‑2005
ECLI:NL:PHR:2005:AT8128, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 21‑06‑2005
- Wetingang
Essentie
BOPZ-zaak: hoorplicht art. 8 lid 1 Bopz; motiveringseisen.
De rechter die van oordeel is dat de bereidheid van de betrokkene zich te doen horen ontbrak, dient dit met zoveel woorden in zijn beschikking vast te stellen en hij dient de gronden aan te geven waarop dat oordeel berust. Dat voormelde bereidheid ontbreekt, kan de rechter onder andere afleiden uit de wijze waarop de betrokkene zich heeft gedragen. Indien naar het feitelijk oordeel van de rechter deze gedragingen op zichzelf niet voldoende zijn maar daaruit wel mag worden afgeleid dat de betrokkene in staat is zich ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.