HR, 08-07-2005, nr. 41.030
ECLI:NL:HR:2005:AT8943
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
08-07-2005
- Zaaknummer
41.030
- LJN
AT8943
- Vakgebied(en)
Inkomstenbelasting (V)
Vennootschapsbelasting (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2005:AT8943, Uitspraak, Hoge Raad, 08‑07‑2005; (Cassatie)
In cassatie op: ECLI:NL:GHSGR:2004:AP1246
- Vindplaatsen
BNB 2005/341 met annotatie van R.P.C. CORNELISSE
Belastingadvies 2005/17.2
V-N 2005/34.14 met annotatie van Redactie
NTFR 2005/901 met annotatie van mr. drs. E.J.H. Vermeulen
Uitspraak 08‑07‑2005
Inhoudsindicatie
Kan voorziening worden gevormd voor in de toekomst verschuldigde premies voor verzekering tegen arbeidsongeschiktheid?
Nr. 41.030
8 juli 2005
PV
gewezen op het beroep in cassatie van X B.V. te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 8 juni 2004, nr. BK-03/01392, betreffende na te melden aanslag in de vennootschapsbelasting.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof
Aan belanghebbende is voor het jaar 2000 een aanslag in de vennootschapsbelasting opgelegd naar een belastbaar bedrag van ƒ 1.395.711, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is verminderd tot een aanslag naar een belastbaar bedrag van ƒ 987.169.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft het beroep ongegrond verklaard. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
3. Beoordeling van de middelen
Het Hof heeft geoordeeld dat ter zake van de toekomstige premiebetalingen niet is voldaan aan de voor de vorming van een voorziening geldende eis dat toekomstige uitgaven kunnen worden toegerekend aan de periode die voorafgaat aan de balansdatum. Dat oordeel geeft geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting en kan voor het overige, als verweven met waarderingen van feitelijke aard, in cassatie niet op juistheid worden getoetst. Mitsdien falen de middelen.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.E.M. van der Putt-Lauwers als voorzitter, en de raadsheren F.W.G.M. van Brunschot en C.B. Bavinck, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 8 juli 2005.