NJ 2006, 457
Incidentele vordering tot uitvoerbaarverklaring bij voorraad; ook t.a.v. tussenuitspraken?; ‘exécution par suite d'instance’; maatstaf.
HR 29-04-2005, ECLI:NL:HR:2005:AS8913, m.nt. H.J. Snijders
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
29 april 2005
- Magistraten
Mrs. P. Neleman, D.H. Beukenhorst, A.M.J. van Buchem-Spapens, P.C. Kop, E.J. Numann
- Zaaknummer
C04/279HR
- Conclusie
A-G Wesseling-van Gent
- Noot
H.J. Snijders
- LJN
AS8913
- JCDI
JCDI:ADS143535:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Burgerlijk procesrecht / Cassatie
Burgerlijk procesrecht / Eerste aanleg
Burgerlijk procesrecht / Hoger beroep
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2005:AS8913, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 29‑04‑2005
ECLI:NL:HR:2005:AS8913, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 29‑04‑2005
- Wetingang
Essentie
Incidentele vordering tot uitvoerbaarverklaring bij voorraad; ook t.a.v. tussenuitspraken?; ‘exécution par suite d'instance’; maatstaf.
De sedert 1 januari 2002 geldende regel van art. 337 lid 2 Rv (tussentijds beroep tegen een tussenvonnis staat slechts open ingevolge een daartoe strekkende beslissing van de rechter die het gewezen heeft) is geen grond — en ook overigens is er geen grond — de door art. 234 Rv geboden mogelijkheid een incidentele vordering in te stellen tot tenuitvoerlegging bij voorraad van een niet bij voorraad uitvoerbaar verklaarde uitspraak, beperkt te achten tot einduitspraken. De maatstaf die bij de ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.