JOL 2005, 187
Verzet op voet art. 22 lid 4 WTBZ tegen door de griffier Hoge Raad op grond van art. 243 lid 3 Rv uitgevaardigd dwangbevel ter invordering proceskosten; vereiste van door advocaat bij Hoge Raad ondertekend verzoekschrift.
HR 18-03-2005, ECLI:NL:HR:2005:AR8211
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
18 maart 2005
- Magistraten
Mrs. H.A.M. Aaftink, D.H. Beukenhorst, O. de Savornin Lohman
- Zaaknummer
R04/083HR
- Conclusie
A-G De Vries Lentsch-Kostense
- LJN
AR8211
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2005:AR8211, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 18‑03‑2005
ECLI:NL:HR:2005:AR8211, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 18‑03‑2005
Essentie
Verzet op voet art. 22 lid 4 WTBZ tegen door de griffier Hoge Raad op grond van art. 243 lid 3 Rv uitgevaardigd dwangbevel ter invordering proceskosten; vereiste van door advocaat bij Hoge Raad ondertekend verzoekschrift.
Op een bij de Hoge Raad ingesteld verzet op grond van art. 243 lid 3 Rv is art. 278 lid 3 Rv van overeenkomstige toepassing; het kan derhalve slechts worden ingesteld door middel van een verzoekschrift dat is ondertekend door een advocaat bij de Hoge Raad.
Partij(en)
[Opposant], te [woonplaats], opposant op de voet van ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.