RvdW 2005, 32
Kosten buitengerechtelijke rechtsbijstand; kosten ‘verweerder’.
HR 18-02-2005, ECLI:NL:PHR:2005:AR6164
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
18 februari 2005
- Magistraten
Mrs. P. Neleman, H.A.M. Aaftink, D.H. Beukenhorst, O. de Savornin Lohman, E.J. Numann
- Zaaknummer
C03/185HR
- Conclusie
A-G Timmerman
- LJN
AR6164
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Verbintenissenrecht / Algemeen
Burgerlijk procesrecht / Eerste aanleg
Verbintenissenrecht / Schadevergoeding
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2005:AR6164, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 18‑02‑2005
ECLI:NL:PHR:2005:AR6164, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 18‑02‑2005
- Wetingang
Essentie
Kosten buitengerechtelijke rechtsbijstand; kosten ‘verweerder’.
Een veroordeling in de proceskosten die in het algemeen ten laste van de verliezende en ten gunste van de winnende partij wordt uitgesproken, berust niet op een door de verliezende partij gepleegde onrechtmatige daad; procederen kan, ook als dat niet tot een gunstig resultaat leidt, op zichzelf niet als onrechtmatig worden aangemerkt. Ten aanzien van buitengerechtelijke kosten van rechtsbijstand geldt dat zij op de voet van art. 6:96 BW voor vergoeding in aanmerking komen, onder meer als het gaat om redelijke kosten ter verkrijging van voldoening buiten rechte, behoudens ingeval krachtens art. 241 ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.