NJ 2005, 132
Art. 49 §3 Leidraad invordering 1990, strekking; verhouding tot art. 93 en 94 (oud) Rv.
HR 28-01-2005, ECLI:NL:PHR:2005:AR4978
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
28 januari 2005
- Magistraten
Mrs. P. Neleman, O. de Savornin Lohman, A.M.J. van Buchem-Spapens, P.C. Kop, F.B. Bakels
- Zaaknummer
C03/304HR
- Conclusie
A-G Huydecoper
- LJN
AR4978
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Burgerlijk procesrecht / Eerste aanleg
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2005:AR4978, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 28‑01‑2005
ECLI:NL:PHR:2005:AR4978, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 28‑01‑2005
- Wetingang
Essentie
Onjuist is de rechtsopvatting dat art. 49§ 3 Leidraad invordering 1990 (LI) aldus moet worden uitgelegd dat binnen de daarin voorziene termijn van twee maanden een behoorlijke dagvaarding moet zijn uitgebracht dan wel de betrokkene moet hebben bereikt en dat, als dit niet geschiedt, de ontvanger niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Art. 49§ 3 LI heeft niet de strekking in dit opzicht af te wijken van de regels van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.