RFR 2005, 15
Buitenhuwelijkse samenleving. Is de rechtsverhouding tussen personen die een niet-huwelijkse samenwoningsrelatie hadden te vergelijken met de rechtsverhouding die voortvloeit uit een huwelijk?
HR 17-12-2004, ECLI:NL:PHR:2004:AR3636
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
17 december 2004
- Magistraten
Mrs. P. Neleman, J.B. Fleers, D.H. Beukenhorst, O. de Savornin Lohman, P.C. Kop
- Zaaknummer
C03/285HR
- Conclusie
A‑G Huydecoper
- LJN
AR3636
- JCDI
JCDI:ADS871352:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Goederenrecht / Gemeenschap
Personen- en familierecht / Relatievermogensrecht
Erfrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2004:AR3636, Uitspraak, Hoge Raad, 17‑12‑2004
ECLI:NL:PHR:2004:AR3636, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 17‑12‑2004
- Wetingang
BW art. 3:166
Essentie
Is de rechtsverhouding tussen personen die een niet-huwelijkse samenwoningsrelatie hadden te vergelijken met de rechtsverhouding die voortvloeit uit een huwelijk?
Samenvatting
Scheiding en deling van gemeenschappelijk vermogen, ontstaan in het kader van een niet-huwelijkse samenwoningsrelatie die duurde van begin jaren tachtig tot eind jaren negentig. Partijen zijn bij notariële akte overeengekomen dat zij gezamenlijk, ieder voor de onverdeelde helft, eigenaar zijn van de inboedel in hun gemeenschappelijke woning, de auto en het woonhuis. De vrouw is na het verbreken van de samenleving met de zoon in de woning blijven wonen. Partijen verschillen van mening over de verdeling van ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.