RAR 2005, 5
Arbeidsovereenkomst. Procesrecht. Welke betekenis hebben de bedoelingen van partijen bij de kwalificatie van een overeenkomst als arbeidsovereenkomst; mag de rechter een bewijsaanbod dat partijen een overeenkomst van opdracht beoogden te sluiten, onbesproken laten?
HR 10-12-2004, ECLI:NL:PHR:2004:AP2651 (Diosynth)
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
10 december 2004
- Magistraten
Mrs. P. Neleman, J.B. Fleers, P.C. Kop, E.J. Numann, F.C. Bakels
- Zaaknummer
C03/264HR
- Conclusie
A‑G Langemeijer
- LJN
AP2651
- Roepnaam
Diosynth
- JCDI
JCDI:ADS870348:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Arbeidsrecht / Algemeen
Arbeidsrecht / Arbeidsovereenkomstenrecht
Burgerlijk procesrecht (V)
Verbintenissenrecht / Algemeen
Verbintenissenrecht / Overeenkomst
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2004:AP2651, Uitspraak, Hoge Raad, 10‑12‑2004
ECLI:NL:PHR:2004:AP2651, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 10‑12‑2004
- Wetingang
BW art. 7:400; BW art. 7:610
Essentie
Welke betekenis hebben de bedoelingen van partijen bij de kwalificatie van een overeenkomst als arbeidsovereenkomst; mag de rechter een bewijsaanbod dat partijen een overeenkomst van opdracht beoogden te sluiten, onbesproken laten?
Samenvatting
Groot heeft voor Diosynth ongeveer 18 jaar acquisitiewerkzaamheden verricht. Tussen partijen bestaat verschil van mening over de vraag of tussen hen een overeenkomst van opdracht dan wel een arbeidsovereenkomst is gesloten of gaandeweg is ontstaan. De rechtbank heeft op grond van het feit dat door Groot gemotiveerd is betwist dat zij heeft beoogd een overeenkomst van opdracht en geen arbeidsovereenkomst te sluiten, aangenomen dat geen eenduidige ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.