RAR 2005, 3
CAO (uitleg). Hoe moet de Reistijden- en reiskostenregeling in art. 38 CAO voor het Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf worden uitgelegd?
HR 10-12-2004, ECLI:NL:HR:2004:AR3297
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
10 december 2004
- Magistraten
Mrs. P. Neleman, J.B. Fleers, H.A.M. Aaftink, O. de Savornin Lohman, A.M.J. van Buchem-Spapens
- Zaaknummer
C03/243HR
- Conclusie
A‑G Keus
- LJN
AR3297
- JCDI
JCDI:ADS66366:1
- Vakgebied(en)
Juridische beroepen / Rechter
Verbintenissenrecht / Overeenkomst
Staatsrecht / Rechtspraak
Arbeidsrecht / Collectief arbeidsrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2004:AR1049, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 10‑12‑2004
ECLI:NL:HR:2004:AR1049, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 10‑12‑2004
ECLI:NL:PHR:2004:AR3297, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 10‑12‑2004
ECLI:NL:HR:2004:AR3297, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 10‑12‑2004
- Wetingang
WCAO; WAVV; RO art. 79; BW art. 6:248
Essentie
Hoe moet de Reistijden- en reiskostenregeling in art. 38 CAO voor het Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf worden uitgelegd?
Samenvatting
Werknemer vordert vergoeding voor reistijd en reiskosten op grond van de toepasselijke regeling uit de CAO voor het Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf. Aan zijn vordering legt hij ten grondslag dat voor de berekening van ‘totale reistijd’ als in die regeling bedoeld, niet alleen dient te worden uitgegaan van de dienstregeling van het openbaar vervoer, maar ook rekening moet worden gehouden met looptijden van huis naar halte en vice versa en van de aankomsthalte naar het werkobject en vice versa. Voorts dient in ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.