RAR 2005, 2
Kennelijk onredelijk ontslag. Welke omstandigheden zijn van belang voor een schadevergoeding ex art. 7:681 BW?
HR 03-12-2004, ECLI:NL:PHR:2004:AR1717 (Van Ree/Damco)
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
3 december 2004
- Magistraten
Mrs. P. Neleman, J.B. Fleers, H.A.M. Aaftink, D.H. Beukenhorst, A.M.J. van Buchem-Spapens
- Zaaknummer
C03/220HR
- Conclusie
A‑G Timmerman
- LJN
AR1717
- Roepnaam
Van Ree/Damco
- JCDI
JCDI:ADS870350:1
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht / Algemeen
Arbeidsrecht / Arbeidsovereenkomstenrecht
Verbintenissenrecht / Algemeen
Arbeidsrecht / Einde arbeidsovereenkomst
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2004:AR1717, Uitspraak, Hoge Raad, 03‑12‑2004
ECLI:NL:PHR:2004:AR1717, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 03‑12‑2004
- Wetingang
BW art. 7:681
Essentie
Welke omstandigheden zijn van belang voor een schadevergoeding ex art. 7:681 BW?
Samenvatting
De werknemer heeft ingevolge art. 7:681 BW van zijn ex-werkgever een bedrag van ƒ 288 898,08 bruto gevorderd. Kantonrechter en rechtbank hebben de vordering tot een bedrag van ƒ 15 000 bruto toegewezen.
De rechtbank heeft miskend dat de rechter ook bij de beantwoording van de vraag welke vergoeding in geval van kennelijk onredelijk ontslag billijk is te achten, alle omstandigheden van het geval ten tijde van het ontslag in onderlinge samenhang in aanmerking dient te nemen. Met deze regel is onverenigbaar om aan ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.