RvdW 2004, 138
Mededingingsrecht; art. 65 EG-verdrag (thans art. 81 EG); ambtshalve toetsing nietigheid overeenkomst wegens strijd met mededingingsrecht: onderscheid tussen mededingingsverstorende strekking en mededingingsverstorende gevolgen overeenkomst; maatstaf.
HR 03-12-2004, ECLI:NL:PHR:2004:AR0285 (Vreugdenhil)
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
3 december 2004
- Magistraten
Mrs. R. Herrmann, H.A.M. Aaftink, O. de Savornin Lohman, J.C. van Oven, F.B. Bakels
- Zaaknummer
C03/213HR
- Conclusie
A-G L.A.D. Keus
- LJN
AR0285
- Roepnaam
Vreugdenhil
- Vakgebied(en)
Mededingingsrecht (V)
EU-recht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2004:AR0285, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 03‑12‑2004
ECLI:NL:PHR:2004:AR0285, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 03‑12‑2004
- Wetingang
Essentie
Mededingingsrecht; art. 65 EG-verdrag (thans art. 81 EG); ambtshalve toetsing nietigheid overeenkomst wegens strijd met mededingingsrecht: onderscheid tussen mededingingsverstorende strekking en mededingingsverstorende gevolgen overeenkomst; maatstaf.
Het hof heeft — in cassatie terecht niet bestreden — geoordeeld dat het de nietigheid wegens strijd met het mededingingsrecht van de tussen thans verweerster in cassatie als veilingbedrijf en thans eiseres tot cassatie als importeur gesloten overeenkomsten inzake het veilingklaar maken van importproducten, voor zover nodig ambtshalve moet vaststellen. Terecht klaagt het middel dat het hof had behoren aan te geven of naar zijn oordeel de tussen partijen gesloten overeenkomsten reeds naar ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.