JOL 2004, 303
Verkrijgende verjaring; eis van bezit.
HR 04-06-2004, ECLI:NL:HR:2004:AO6014
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
4 juni 2004
- Magistraten
Mrs. R. Herrmann, J.B. Fleers, H.A.M. Aaftink, O. de Savornin Lohman, A. Hammerstein
- Zaaknummer
C02/333HR
- Conclusie
A-G Langemeijer
- LJN
AO6014
- Vakgebied(en)
Goederenrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2004:AO6014, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 04‑06‑2004
ECLI:NL:HR:2004:AO6014, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 04‑06‑2004
Essentie
Verkrijgende verjaring; eis van bezit.
Met toepassing van art. 81 RO verworpen cassatieklachten tegen 's hofs oordeel dat de machtsuitoefeningen t.a.v. het ten processe bedoelde perceel waarop thans eiser tot cassatie zich beroept niet ondubbelzinnig duiden op de pretentie van eigendom, zodat niet kan worden aangenomen dat eiser het perceel in bezit heeft genomen en door verjaring daarvan eigenaar is geworden.
Partij(en)
[Eiser], te [woonplaats], eiser tot cassatie, voorwaardelijk incidenteel verweerder, adv. mr. E. Grabandt,
tegen
Gemeente Nijmegen, te Nijmegen, verweerster in cassatie, voorwaardelijk incidenteel eiseres, adv. mr. J. van Duijvendijk-Brand.