RvdW 2004, 66
Wet Bopz: beschikking rechter op voet art. 41 lid 8 n.a.v. klacht patiënt over vrijheidsbeperkingen; doorbreking rechtsmiddelenverbod bij niet-horen betrokkene; art. 5 EVRM.
HR 07-05-2004, ECLI:NL:PHR:2004:AO6049 (Bopz en cassatieverbod I)
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
7 mei 2004
- Magistraten
Mrs. P. Neleman, J.B. Fleers, O. de Savornin Lohman, A. Hammerstein, P.C. Kop
- Zaaknummer
R04/022HR
- Conclusie
A-G Langemeijer
- LJN
AO6049
- Roepnaam
Bopz en cassatieverbod I
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Gezondheidsrecht / Algemeen
Openbare orde en veiligheid / Bijzondere onderwerpen
Personen- en familierecht / Bescherming meerderjarige
Internationaal belastingrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2004:AO6049, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 07‑05‑2004
ECLI:NL:PHR:2004:AO6049, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 07‑05‑2004
- Wetingang
EVRM art. 5; Wet Bopz art. 8 lid 1; Wet Bopz art. 41
Essentie
Wet Bopz: beschikking rechter op voet art. 41 lid 8 n.a.v. klacht patiënt over vrijheidsbeperkingen; doorbreking rechtsmiddelenverbod bij niet-horen betrokkene; art. 5 EVRM.
Ingevolge art. 41 lid 14 Wet Bopz zoals dit thans — in afwachting van de inwerkingtreding van de Wet van 22 juni 2000, Stb. 292, waarbij alsnog cassatieberoep is opengesteld tegen beslissingen van de rechtbank op grond van art. 41 Wet Bopz — nog luidt, staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen de op grond van art. 41 Wet Bopz gegeven beschikking van de rechtbank op de klachten van ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.