NJ 2004, 409
Onteigening. Waardevermindering van het overblijvende door overlast die voortvloeit uit het gebruik van het werk op het onteigende; rechtstreeks en noodzakelijk gevolg van de onteigening.
HR 20-02-2004, ECLI:NL:PHR:2004:AN7625, m.nt. P.C.E. van Wijmen (Onteigening Betuweroute)
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
20 februari 2004
- Magistraten
Mrs. A.G. Pos, L. Monné, P.J. van Amersfoort J.C. van Oven, C.J.J. van Maanen
- Zaaknummer
1391
- Conclusie
A-G Van Ballegooijen
- Noot
P.C.E. van Wijmen
- LJN
AN7625
- Roepnaam
Onteigening Betuweroute
- JCDI
JCDI:ADS156472:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Onteigeningsrecht / Onteigening
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2004:AN7625, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 20‑02‑2004
ECLI:NL:PHR:2004:AN7625, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 20‑02‑2004
- Wetingang
Onteigeningswet art. 41
Essentie
Onteigening. Waardevermindering van het overblijvende door overlast die voortvloeit uit het gebruik van het werk op het onteigende; rechtstreeks en noodzakelijk gevolg van de onteigening.
Samenvatting
In het onderhavige geval bestaat het gebruik van het werk dat op het onteigende zal worden aangelegd overeenkomstig het doel waartoe dat werk strekt, niet slechts daaruit dat er treinen over het op het onteigende aangelegde segment van de spoorbanen van de Betuweroute zullen rijden, maar brengt tevens mede dat diezelfde treinen ter weerszijden van het onteigende over die spoorbanen zullen aan- en wegrijden. De hinder die op het overblijvende zal worden ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.