RvdW 2004, 17
Bewijslast inzake bestaan en geëindigd zijn (duur)overeenkomst. Tijdelijke verhindering uitvoering overeenkomst door invoering wettelijk verbod: gevolgen voor bewijslast einde duurovereenkomst?; materieelrechtelijke gevolgen naar oud recht.
HR 16-01-2004, ECLI:NL:PHR:2004:AM2315 (Badawy/Atlanta)
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
16 januari 2004
- Magistraten
R. Herrmann, H.A.M. Aaftink, D.H. Beukenhorst, O. de Savornin Lohman, F.B. Bakels
- Zaaknummer
C02/203HR
- Conclusie
P-G Hartkamp
- LJN
AM2315
- Roepnaam
Badawy/Atlanta
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht (V)
Burgerlijk procesrecht (V)
Verbintenissenrecht / Overeenkomst
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2004:AM2315, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 16‑01‑2004
ECLI:NL:PHR:2004:AM2315, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 16‑01‑2004
- Wetingang
Rv (oud) art. 177; BW (oud) art. 1281; BW (oud) art. 1374
Essentie
Bewijslast inzake bestaan en geëindigd zijn (duur)overeenkomst. Tijdelijke verhindering uitvoering overeenkomst door invoering wettelijk verbod: gevolgen voor bewijslast einde duurovereenkomst?; materieelrechtelijke gevolgen naar oud recht.
Voorzover thans eiser tot cassatie erin slaagt — conform de op hem ingevolge de hoofdregel van art. 177 (oud) Rv rustende bewijslast — te bewijzen dat tussen partijen sprake was van een exclusieve distributieovereenkomst, rust op de wederpartij — ingevolge dezelfde hoofdregel — de bewijslast van haar stelling dat die overeenkomst inmiddels geëindigd was. Indien partijen bij een duurovereenkomst waarvan de uitvoering door nieuwe wetgeving (in casu een Egyptisch invoerverbod) wordt verboden, ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.