NJ 2005, 269
Verzoek tot mede-huurderschap art. 7A:1623h (oud) BW; duurzame gemeenschappelijke huishouding. Getuigenbewijs; afwijkende waardering appelrechter die getuigen niet zelf hoort; motiveringseisen. Aan toelating tot nadere bewijslevering, waaronder tegenbewijs, te stellen eisen; gemotiveerde betwisting; stelplicht.
HR 14-11-2003, ECLI:NL:PHR:2003:AK4841
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
14 november 2003
- Magistraten
Mrs. R. Herrmann, J.B. Fleers, D.H. Beukenhorst, O. de Savornin Lohman, A. Hammerstein
- Zaaknummer
C02/168HR
- Conclusie
A-G Wesseling-van Gent
- LJN
AK4841
- JCDI
JCDI:ADS143359:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Huurrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2003:AK4841, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 14‑11‑2003
ECLI:NL:PHR:2003:AK4841, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 14‑11‑2003
- Wetingang
art. 1623h (oud) BW
Essentie
Verzoek tot mede-huurderschap art. 7A:1623h (oud) BW; duurzame gemeenschappelijke huishouding. Getuigenbewijs; afwijkende waardering appelrechter die getuigen niet zelf hoort; motiveringseisen. Aan toelating tot nadere bewijslevering, waaronder tegenbewijs, te stellen eisen; gemotiveerde betwisting; stelplicht.
Niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting geven de oordelen van de Rechtbank dat de samenwoning van de moeder (de huurster) en haar dochter die een gemeenschappelijke huishouding hadden, in die zin een duurzaam karakter had dat de dochter haar hoofdverblijf in de woning had en de bedoeling had daar ook te blijven wonen mede om haar moeder te verzorgen en dat op deze ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.