NJ 2004, 38
Erfdienstbaarheid; verjaring; de combinatie van de hoedanigheid van eigenaar van het dienende erf en gebruiker van het heersende erf sluit de toepassing van de verjaringsregeling uit.
HR 31-10-2003, ECLI:NL:HR:2003:AI0261
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
31 oktober 2003
- Magistraten
J.B. Fleers, H.A.M. Aaftink, P.C. Kop, F.B. Bakels, E.J. Numann
- Zaaknummer
C01/252HR
- Conclusie
A-G De Vries Lentsch-Kostense
- LJN
AI0261
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Goederenrecht / Eigendom, bezit en houderschap
Vermogensrecht (V)
Goederenrecht / Genotsrechten
Goederenrecht / Verkrijging en verlies
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2003:AI0261, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 31‑10‑2003
ECLI:NL:HR:2003:AI0261, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 31‑10‑2003
- Wetingang
BW art. 3:99; BW art. 3:105 lid 1; BW art. 3:108; BW art. 3:118; BW art. 5:72
Essentie
Erfdienstbaarheid; verjaring; de combinatie van de hoedanigheid van eigenaar van het dienende erf en gebruiker van het heersende erf sluit de toepassing van de verjaringsregeling uit.
De eigenaar van een perceel kan zich niet tegelijkertijd gedragen als beperkt gerechtigde tot datzelfde perceel. De combinatie van de hoedanigheid van eigenaar van het dienende erf en gebruiker van het heersende erf sluit daarenboven toepassing van de verjaringsregeling uit omdat in een dergelijk geval geen sprake kan zijn van (ondubbelzinnig) bezit van een erfdienstbaarheid. In een dergelijk geval kan ook aan de zijde van de eigenaar van het heersende erf geen ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.