NJ 2004, 97
Ondertoezichtstelling; uithuisplaatsing; beëindiging; belang kind; volle toetsing door rechter van beslissing gezinsvoogdij-instelling.
HR 26-09-2003, ECLI:NL:PHR:2003:AF9715, m.nt. S.F.M. Wortmann
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
26 september 2003
- Magistraten
P. Neleman, H.A.M. Aaftink, D.H. Beukenhorst, O. de Savornin Lohman, P.C. Kop
- Zaaknummer
R02/061HR
- Conclusie
A-G Keus
- Noot
S.F.M. Wortmann
- LJN
AF9715
- JCDI
JCDI:ADS157625:1
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Onbekend (V)
Personen- en familierecht / Gezag en omgang
Bestuursrecht algemeen (V)
Personen- en familierecht / Kinderbescherming
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2003:AF9715, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 26‑09‑2003
ECLI:NL:PHR:2003:AF9715, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 26‑09‑2003
- Wetingang
BW art. 1:263
Essentie
Ondertoezichtstelling; uithuisplaatsing; beëindiging; belang kind; volle toetsing door rechter van beslissing gezinsvoogdij-instelling.
Noch de wet van 26 april 1995 tot herziening van de maatregel van ondertoezichtstelling van minderjarigen noch de geschiedenis van haar totstandkoming biedt een aanknopingspunt voor de opvatting dat de kinderrechter — en in appel het hof — het belang van het kind niet zelfstandig zou moeten beoordelen en dit belang niet ten volle bij zijn beslissing in aanmerking zou moeten nemen; dit een en ander strookt ook met de rechtspraak van het EHRM. Onjuist is derhalve de opvatting dat de kinderrechter enkel had mogen beoordelen of ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.