NJ 2003, 505
Weigering licentiering programmagegevens publieke omroepen: misbruik van machtspositie in de zin van art. 24 Mededingingswet?; objectieve rechtvaardigingsgrond? Omvang motiveringsplicht in kort geding.
HR 06-06-2003, ECLI:NL:HR:2003:AF5100
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
6 juni 2003
- Magistraten
G.G. van Erp Taalman Kip-Nieuwenkamp, J.B. Fleers, D.H. Beukenhorst, A. Hammerstein, F.B. Bakels
- Zaaknummer
C01/183HR
- Conclusie
A-G Verkade
- LJN
AF5100
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Mededingingsrecht (V)
Burgerlijk procesrecht (V)
Informatierecht / Media
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2003:AF5100, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 06‑06‑2003
ECLI:NL:HR:2003:AF5100, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 06‑06‑2003
- Wetingang
Essentie
Weigering licentiering programmagegevens publieke omroepen: misbruik van machtspositie in de zin van art. 24 Mededingingswet?; objectieve rechtvaardigingsgrond? Omvang motiveringsplicht in kort geding.
Bij de beoordeling van de vraag of de NOS en de publieke omroepen misbruik maken van hun economische machtspositie door licentiering van de wekelijkse programmaoverzichten van de publieke omroepen aan De Telegraaf te weigeren, heeft het Hof, gelet op de rechtspraak van het HvJ EG, terecht mede aandacht besteed aan het eventuele bestaan van een objectieve rechtvaardigingsgrond. Een toetsing aan dit criterium valt niet geheel samen met een beantwoording van de vraag of ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.