RvdW 2003, 86
Bewijslastverdeling; hoofdregel; uitzonderingen; aan tegenbewijs te stellen eisen. Verklaring partij-getuige?
HR 02-05-2003, ECLI:NL:PHR:2003:AF3807
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
2 mei 2003
- Magistraten
R. Herrmann, A.E.M. van der Putt-Lauwers, J.B. Fleers, O. de Savornin Lohman, F.B. Bakels
- Zaaknummer
C02/035HR
- Conclusie
A-G De Vries Lentsch-Kostense
- LJN
AF3807
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Burgerlijk procesrecht / Bewijs
Verbintenissenrecht / Aansprakelijkheid
Burgerlijk procesrecht / Eerste aanleg
Verbintenissenrecht / Onrechtmatige daad
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2003:AF3807, Uitspraak, Hoge Raad, 02‑05‑2003
ECLI:NL:PHR:2003:AF3807, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 02‑05‑2003
- Wetingang
BW art. 6:162; Rv art. 150; Rv art. 164 lid 2; Rv (oud) art. 177; Rv (oud) art. 213
Essentie
Bewijslastverdeling; hoofdregel; uitzonderingen; aan tegenbewijs te stellen eisen. Verklaring partij-getuige?
Ingevolge de hoofdregel van art. 177 (oud; thans 150) Rv draagt de partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten, de bewijslast van die feiten. Uit die regel kan niet worden afgeleid dat de wederpartij de feiten moet bewijzen die zij stelt ter motivering van haar betwisting van de eerder bedoelde feiten. Voor het opdragen van bewijs aan de wederpartij is slechts grond indien wordt geoordeeld dat eerstbedoelde partij haar stellingen, behoudens tegenbewijs, afdoende heeft bewezen, dan wel indien, zoals bepaald in ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.