NJ 2003, 628
Strafrechtelijke terbeschikkingstelling en voorlopige machtiging o.g.v. art. 2 Wet Bopz; ongewenste doorkruising.
HR 18-04-2003, ECLI:NL:PHR:2003:AF5555, m.nt. J. de Boer
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
18 april 2003
- Magistraten
P. Neleman, H.A.M. Aaftink, A.G. Pos, D.H. Beukenhorst, A. Hammerstein
- Zaaknummer
R03/013HR
- Conclusie
A-G Langemeijer
- Noot
J. de Boer
- LJN
AF5555
- JCDI
JCDI:ADS157638:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Materieel strafrecht / Sancties
Gezondheidsrecht / Algemeen
Openbare orde en veiligheid / Bijzondere onderwerpen
Personen- en familierecht / Bescherming meerderjarige
Gezondheidsrecht / Ordeningsrecht
Penitentiair recht / TBS-inrichtingen
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2003:AF5555, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 18‑04‑2003
ECLI:NL:PHR:2003:AF5555, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 18‑04‑2003
- Wetingang
Essentie
Strafrechtelijke terbeschikkingstelling en voorlopige machtiging o.g.v. art. 2 Wet Bopz; ongewenste doorkruising.
Bij de beantwoording van de vraag of een strafrechtelijke terbeschikkingstelling (t.b.s.) in de weg staat aan het verlenen van een voorlopige machtiging o.g.v. de Wet Bopz, dient tot uitgangspunt te worden genomen dat voorrang wordt gegeven aan de in het kader van de terbeschikkingstelling genomen beslissingen. Ter voorkoming van ongewenste doorkruising van beslissingen inzake terbeschikkingstelling dient te worden aanvaard dat de burgerlijke rechter ervoor zorgt — behoudens in het geval dat t.b.s. met verpleging is opgelegd en betrokkene wordt overgeplaatst naar een ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.