NJ 2004, 48
Bewijsmiddelen: bewijs door geluidsbanden; goede procesorde, beginsel hoor en wederhoor; adequate kennisneming; ophelderingsplicht deponerende partij.
HR 31-01-2003, ECLI:NL:PHR:2003:AF0201, m.nt. W.D.H. Asser
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
31 januari 2003
- Magistraten
R. Herrmann, A.E.M. van der Putt-Lauwers, J.B. Fleers, H.A.M. Aaftink, D.H. Beukenhorst
- Zaaknummer
R01/051HR
- Conclusie
A-G Huydecoper
- Noot
W.D.H. Asser
- LJN
AF0201
- JCDI
JCDI:ADS114883:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Burgerlijk procesrecht / Bewijs
Burgerlijk procesrecht / Eerste aanleg
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2003:AF0201, Uitspraak, Hoge Raad, 31‑01‑2003
ECLI:NL:PHR:2003:AF0201, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 31‑01‑2003
- Wetingang
Rv (oud) art. 179; Rv art. 152
Essentie
Bewijsmiddelen: bewijs door geluidsbanden; goede procesorde, beginsel hoor en wederhoor; adequate kennisneming; ophelderingsplicht deponerende partij.
Bewijs kan door alle middelen worden geleverd tenzij de wet anders bepaalt. Indien een partij geluidsbanden als bewijsmateriaal ter griffie deponeert, is de rechter — i.v.m. de goede procesorde en het beginsel van hoor en wederhoor — gehouden genoegzame maatregelen te nemen om een adequate kennisneming van het materiaal door hem en de wederpartij mogelijk te maken, zo nodig met door de deponerende partij te verschaffen hulpmiddelen. De rechter kan het geboden achten dat wordt opgehelderd ter toelichting of staving van welke stelling ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.