NJ 2003, 164
Kort geding. Ius standi lichaam zonder rechtspersoonlijkheid; rechtsvordering op grond van art. 3:305b BW. Bevoegdheid rechtspersoon tot gebruik woord ‘advocaat’ in zijn naam. Sprongcassatie; cassatietermijn.
HR 20-12-2002, ECLI:NL:HR:2002:AE9391
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
20 december 2002
- Magistraten
P. Neleman, J.B. Fleers, D.H. Beukenhorst, A. Hammerstein, P.C. Kop
- Zaaknummer
C01/191HR
- Conclusie
A-G Langemeijer
- LJN
AE9391
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Vermogensrecht / Rechtsvorderingen
Ondernemingsrecht / Economische ordening
Burgerlijk procesrecht / Cassatie
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2002:AE9391, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 20‑12‑2002
ECLI:NL:HR:2002:AE9391, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 20‑12‑2002
- Wetingang
BW art. 3:305b; Hnw art. 5; Rv art. 398; Rv (oud) art. 295
Essentie
Kort geding. Ius standi lichaam zonder rechtspersoonlijkheid; rechtsvordering op grond van art. 3:305b BW. Bevoegdheid rechtspersoon tot gebruik woord ‘advocaat’ in zijn naam. Sprongcassatie; cassatietermijn.
De termijn voor het instellen van sprongcassatie tegen een in kort geding gewezen vonnis bedraagt zes weken. Als partijen vóór het verstrijken van de termijn van veertien dagen van art. 295 lid 3 (oud) Rv overeenstemming hebben bereikt over het overslaan van het hoger beroep, is voor de al dan niet tijdigheid van het cassatieberoep nog uitsluitend beslissend of het is ingesteld binnen de termijn van zes weken. Met toepassing van ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.