RvdW 2002, 125
Faillissement; stil pandrecht en bodemvoorrecht fiscus.
HR 12-07-2002, ECLI:NL:PHR:2002:AE1547
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
12 juli 2002
- Magistraten
P. Neleman, A.E.M. van der Putt-Lauwers, J.B. Fleers, H.A.M. Aaftink, O. de Savornin Lohman
- Zaaknummer
C01/343HR
- Conclusie
A-G Langemeijer
- LJN
AE1547
- Vakgebied(en)
Insolventierecht / Faillissement
Goederenrecht / Zekerheidsrechten
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2002:AE1547, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 12‑07‑2002
ECLI:NL:PHR:2002:AE1547, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 12‑07‑2002
- Wetingang
BW art. 3:277; BW art. 3:278; BW art. 3:279; Fw art. 57; Fw art. 182; Inv.w 1990 art. 21
Essentie
Faillissement; stil pandrecht en bodemvoorrecht fiscus.
Uit art. 21 lid 2 Iw 1990 in verbinding met art. 57 lid 3 en art. 182 Fw. volgt dat bij de afwikkeling van een faillissement de Ontvanger, na aftrek van hetgeen hij uit de netto-opbrengst van het vrije actief heeft verkregen, voor het restant van zijn vordering aanspraak kan maken op de opbrengst — de verkoopopbrengst verminderd met de faillissementskosten — van de verpande bodemzaken. De opvatting dat vóór de omslag van de algemene faillissementskosten moet worden beoordeeld of de fiscale vorderingen uit het vrije actief kunnen worden voldaan, ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.