RvdW 2002, 123
Inning stil verpande vordering door pandgever: behoudt pandhouder voorrang op het geïnde? Devolutieve werking appèl.
HR 12-07-2002, ECLI:NL:PHR:2002:AE3387 (Rabobank/Knol)
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
12 juli 2002
- Magistraten
R. Herrmann, H.A.M. Aaftink, A.G. Pos, D.H. Beukenhorst, A. Hammerstein
- Zaaknummer
C00/289HR
- Conclusie
A-G Wesseling-van Gent
- LJN
AE3387
- Roepnaam
Rabobank/Knol
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Goederenrecht / Verkrijging en verlies
Goederenrecht / Zekerheidsrechten
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2002:AE3387, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 12‑07‑2002
ECLI:NL:PHR:2002:AE3387, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 12‑07‑2002
- Wetingang
BW art. 3:81; BW art. 3:246; BW art. 3:277; BW art. 3:279
Essentie
Inning stil verpande vordering door pandgever: behoudt pandhouder voorrang op het geïnde? Devolutieve werking appèl.
Er is geen grond de regel dat wanneer de faillissementscurator een stil verpande vordering heeft geïnd, waardoor de verpande vordering en daarmee het pandrecht is tenietgegaan, de pandhouder zijn voorrang op het geïnde behoudt, ook toe te passen buiten faillissement in een geval als het onderhavige, dat wil zeggen een geval van inning van een stil verpande vordering door de pandgever. Hof heeft de devolutieve werking van het appèl miskend door na gegrondbevinding van een der grieven tegen de afwijzing van de vordering van ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.