RvdW 2002, 118
Parlementaire immuniteit art. 71 Gr.w.: reikwijdte; (afgeleide) immuniteit voor op eigen naam optredende externe deskundige van parlementaire enquêtecommissie?; aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad externe deskundige.
HR 28-06-2002, ECLI:NL:PHR:2002:AE1544
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
28 juni 2002
- Magistraten
R. Herrmann, A.E.M. van der Putt-Lauwers, H.A.M. Aaftink, A.G. Pos, D.H. Beukenhorst
- Zaaknummer
C01/124HR
- Conclusie
A-G Langemeijer
- LJN
AE1544
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht / Aansprakelijkheid
Staatsrecht (V)
Verbintenissenrecht / Onrechtmatige daad
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2002:AE1544, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 28‑06‑2002
ECLI:NL:PHR:2002:AE1544, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 28‑06‑2002
- Wetingang
GW art. 71; BW art. 6:162
Essentie
Parlementaire immuniteit art. 71 Gr.w.: reikwijdte; (afgeleide) immuniteit voor op eigen naam optredende externe deskundige van parlementaire enquêtecommissie?; aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad externe deskundige.
De immuniteit van art. 71 Gr.w. komt slechts toe aan leden van de Staten-Generaal, de ministers, de staatssecretarissen en andere personen die deelnemen aan de beraadslaging; de immuniteit is voorts beperkt tot hetgeen zij in de vergaderingen van de Staten-Generaal of van commissies daaruit hebben gezegd of aan deze schriftelijk hebben overgelegd. Indien een Kamer of Kamercommissie in een vergadering of hoorzitting personen hoort zonder hen tot de beraadslaging toe te laten, ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.