Gst. 2003, 121
HR, 28-06-2002, nr. C01/124HR
HR 28-06-2002, ECLI:NL:PHR:2002:AE1544, m.nt. D.E. Bunschoten
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
28 juni 2002
- Magistraten
Mrs. R. Hermann, A.E.M. van der Putt-Lauwers, H.A.M. Aaftink, A.G. Pos, D.H. Beukenhorst en A. Hammerstein
- Zaaknummer
C01/124HR
- Noot
D.E. Bunschoten
- LJN
AE1544
- JCDI
JCDI:ADS882817:1
- Vakgebied(en)
Staatsrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2002:AE1544, Uitspraak, Hoge Raad, 28‑06‑2002
ECLI:NL:PHR:2002:AE1544, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 28‑06‑2002
- Wetingang
GW art. 71
Essentie
Parlementaire immuniteit, kring gerechtigden. Afgeleide immuniteit. Externe deskundige bij parlementaire enquête. Rechtsvormende taak. Aansprakelijkheid voor onzorgvuldig onderzoek. (Staat)
Samenvatting
Uit de tekst van art. 71 en de wetsgeschiedenis (…) moet worden afgeleid dat de immuniteit van art. 71 slechts toekomt aan personen die deelnemen aan een vergadering van een kamer (of de verenigde vergadering) of kamercommissie. Indien een kamer of kamercommissie in een vergadering of hoorzitting personen hoort zonder hen tot de beraadslaging toe te laten, komt aan die personen geen immuniteit toe. Evenmin komt immuniteit toe aan (niet in art. 71 ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.