RvdW 2002, 80
Internationaal privaatrecht; exceptie van onbevoegdheid. Overeenkomst; plaats uitvoering verbintenis in geschil in de zin van art. 5 sub 1 EEX. Samenloop met vordering uit onrechtmatige daad.
HR 03-05-2002, ECLI:NL:PHR:2002:AD9604
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
3 mei 2002
- Magistraten
R. Herrmann, J.B. Fleers, H.A.M. Aaftink, D.H. Beukenhorst, O. de Savornin Lohman
- Zaaknummer
C00/239HR
- Conclusie
A-G Strikwerda
- LJN
AD9604
- Vakgebied(en)
Vermogensrecht / Rechtshandelingen
Internationaal privaatrecht (V)
Burgerlijk procesrecht (V)
Verbintenissenrecht / Overeenkomst
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2002:AD9604, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 03‑05‑2002
ECLI:NL:PHR:2002:AD9604, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 03‑05‑2002
- Wetingang
Essentie
Internationaal privaatrecht; exceptie van onbevoegdheid. Overeenkomst; plaats uitvoering verbintenis in geschil in de zin van art. 5 sub 1 EEX. Samenloop met vordering uit onrechtmatige daad.
Bij de beoordeling van de vraag of de Rechtbank op grond van art. 5 sub 1 EEX bevoegd is, is niet beslissend of de verweerder het bestaan van de aan de eis ten grondslag gelegde overeenkomst betwist. De aangezochte rechter dient bij de bepaling van zijn bevoegdheid ingevolge art. 5 sub 1 EEX in een geval als het onderhavige aan de hand van het volgens zijn internationaal privaatrecht op de overeenkomst ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.