NJ 2002, 315
Wet limitering na scheiding; ‘oud geval’; beëindiging te ingrijpend; ambtshalve vaststellen termijn.
HR 19-04-2002, ECLI:NL:PHR:2002:AE0744
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
19 april 2002
- Magistraten
C.H.M. Jansen, J.B. Fleers, P.C. Kop
- Zaaknummer
R01/113HR
- Conclusie
plv. P-G Mok
- LJN
AE0744
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2002:AE0744, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 19‑04‑2002
ECLI:NL:PHR:2002:AE0744, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 19‑04‑2002
- Wetingang
Wet 28 april 1994 Stb. 324 art. II
Essentie
Wet limitering na scheiding; ‘oud geval’; beëindiging te ingrijpend; ambtshalve vaststellen termijn.
In gevallen als het onderhavige waarin voor een zogenaamd ‘oud geval’ onder de Wet limitering na scheiding, een beëindiging van de verplichting tot uitkering op de voet van art. Ⅱ lid 2 van die wet wordt geweigerd omdat zij naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet van de uitkeringsgerechtigde kan worden gevergd, behoort de rechter altijd een termijn vast te stellen; het Hof had partijen die op dit punt nog geen debat hadden gevoerd, alsnog gelegenheid moeten geven zich daarover uit te laten en vervolgens naar aanleiding daarvan ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.