NJ 2002, 226
Enquêterecht; omvang bevoegdheid Advocaat-Generaal tot het vorderen van een enquête; ‘openbaar belang’.
HR 01-02-2002, ECLI:NL:PHR:2002:AD8832, m.nt. J.M.M. Maeijer (De Vries Robbé II)
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
1 februari 2002
- Magistraten
G.J. Zuurmond, F.W.G.M. van Brunschot, A. Hammerstein, C.B. Bavinck, J.C. van Oven
- Zaaknummer
OK89
- Conclusie
plv. P-G Mok
- Noot
J.M.M. Maeijer
- LJN
AD8832
- Roepnaam
De Vries Robbé II
- JCDI
JCDI:ADS157584:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Ondernemingsrecht / Bijzondere onderwerpen
Arbeidsrecht / Arbeidsovereenkomstenrecht
Ondernemingsrecht / Economische ordening
Ondernemingsrecht / Rechtspersonenrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2002:AD8832, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 01‑02‑2002
ECLI:NL:PHR:2002:AD8832, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 01‑02‑2002
- Wetingang
BW art. 2:345
Essentie
Enquêterecht; omvang bevoegdheid Advocaat-Generaal tot het vorderen van een enquête; ‘openbaar belang’.
Het strookt niet met de strekking van de aan de Advocaat-Generaal in de wet gegeven bevoegdheid om redenen van openbaar belang een vordering te doen tot het instellen van een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van een rechtspersoon, die bevoegdheid beperkt te achten in die zin dat daarvan geen gebruik gemaakt zou kunnen worden indien reeds een onderzoek is bevolen. Het is aan het oordeel van de Ondernemingskamer, als rechter die over de feiten oordeelt, overgelaten te beoordelen of i.v.m. de doeleinden van ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.