RvdW 2002, 29
Invorderingswet 1990, art. 40; aansprakelijkheid vervreemder van aandelen in geldzakvennootschap met vervangingsreserve in geval van vervreemding vóór 1 juni 1990.
HR 01-02-2002, ECLI:NL:PHR:2002:AD5809
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
1 februari 2002
- Magistraten
P. Neleman, A.E.M. van der Putt-Lauwers, J.B. Fleers, H.A.M. Aaftink, P.C. Kop
- Zaaknummer
C00/066HR
- Conclusie
A-G Langemeijer
- LJN
AD5809
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht / Aansprakelijkheid
Verbintenissenrecht / Onrechtmatige daad
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2002:AD5809, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 01‑02‑2002
ECLI:NL:PHR:2002:AD5809, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 01‑02‑2002
- Wetingang
BW art. 1401 (oud); BW art. 6:162; Inv.w 1990 art. 40
Essentie
Invorderingswet 1990, art. 40; aansprakelijkheid vervreemder van aandelen in geldzakvennootschap met vervangingsreserve in geval van vervreemding vóór 1 juni 1990.
Ook beoordeeld naar de in de jaren tachtig van de vorige eeuw geldende maatstaven is het jegens de Ontvanger onrechtmatig de aandelen in een geldzakvennootschap met vervangingsreserves te vervreemden terwijl men weet of behoort te weten dat die vennootschap vervolgens zal worden leeggehaald (zodat inning van nog verschuldigde vennootschapsbelasting onmogelijk wordt); uit de geschiedenis van de totstandkoming van art. 40 Invorderingswet 1990 kan niet iets anders worden afgeleid. Het enkele door de vervreemder achterwege laten van ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.