NJ 2002, 145
Gezag van gewijsde; ‘rechtsbetrekking in geschil’.
HR 21-12-2001, ECLI:NL:HR:2001:AB2780
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
21 december 2001
- Magistraten
F.H.J. Mijnssen, R. Herrmann, A.E.M. van der Putt-Lauwers, H.A.M. Aaftink, O. de Savornin Lohman
- Zaaknummer
C01/028HR
- Conclusie
A-G Wesseling-van Gent
- LJN
AB2780
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2001:AB2780, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 21‑12‑2001
ECLI:NL:HR:2001:AB2780, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 21‑12‑2001
- Wetingang
Rv (oud) art. 67
Essentie
Gezag van gewijsde; ‘rechtsbetrekking in geschil’.
Waar in de onderhavige procedure de vraag aan de orde is gesteld of H. toerekenbaar tekort is geschoten bij de uitvoering van het op grond van de met O. gesloten overeenkomst van dading uit te voeren schilderswerk, terwijl in de eerdere procedure de rechter niet is toegekomen aan een beslissing omtrent het in de onderhavige procedure gestelde tekortschieten van H., heeft het Hof blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door te oordelen dat de thans door O. ingestelde vorderingen tot ontbinding en schadevergoeding afstuiten op het gezag van gewijsde van de beslissing van ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.