NJ 2002, 216
Immateriële schadevergoeding; oogmerk nadeel dat niet in vermogensschade bestaat toe te brengen; samenloop art. 6:108 en art. 6:106 lid 1 sub a BW.
HR 26-10-2001, ECLI:NL:HR:2001:AB2775, m.nt. J.B.M. Vranken (Oogmerk)
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
26 oktober 2001
- Magistraten
P. Neleman, R. Herrmann, A.E.M. van der Putt-Lauwers, A.G. Pos, O. de Savornin Lohman
- Zaaknummer
C99/369HR
- Conclusie
A-G Hartkamp
- Noot
J.B.M. Vranken
- LJN
AB2775
- Roepnaam
Oogmerk
- JCDI
JCDI:ADS114837:1
- Vakgebied(en)
Vermogensrecht (V)
Verbintenissenrecht / Aansprakelijkheid
Verbintenissenrecht / Algemeen
Verbintenissenrecht / Onrechtmatige daad
Verbintenissenrecht / Schadevergoeding
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2001:AB2775, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 26‑10‑2001
ECLI:NL:HR:2001:AB2775, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 26‑10‑2001
- Wetingang
BW art. 6:95; BW art. 6:106; BW art. 6:108; BW art. 6:162
Essentie
Immateriële schadevergoeding; oogmerk nadeel dat niet in vermogensschade bestaat toe te brengen; samenloop art. 6:108 en art. 6:106 lid 1 sub a BW.
Het stelsel van de wet, en met name art. 6:108 BW, staat niet in de weg aan vergoeding van immateriële schade indien de dader iemand heeft gedood met het oogmerk aan een ander, de benadeelde, zodanige schade toe te brengen. Aanspraak op vergoeding van immateriële schade kan bestaan, indien voldaan is aan het in art. 6:106 lid 1, aanhef en onder a, BW neergelegde vereiste dat het oogmerk heeft bestaan immateriële ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.