RvdW 2001, 166
Bestuurdersaansprakelijkheid. Tweede misbruikwet: opgewekt vertrouwen; positie inspecteur en ontvanger. Onrechtmatige daad: maatstaf; concernbelang; sterfhuisconstructie; vordering individuele schuldeiser ingeval faillissement.
HR 26-10-2001, ECLI:NL:PHR:2001:AD4804 (Juno)
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
26 oktober 2001
- Magistraten
P. Neleman, G.G. van Erp Taalman Kip-Nieuwenkamp, C.H.M. Jansen, A. Hammerstein, P.C. Kop
- Zaaknummer
C99/194HR
- Conclusie
plv. P-G Mok
- LJN
AD4804
- Roepnaam
Juno
- Vakgebied(en)
Insolventierecht / Faillissement
Verbintenissenrecht / Aansprakelijkheid
Verbintenissenrecht / Onrechtmatige daad
Ondernemingsrecht / Rechtspersonenrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2001:AD4804, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 26‑10‑2001
ECLI:NL:PHR:2001:AD4804, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 26‑10‑2001
- Wetingang
BW art. 2:138; BW art. 2:248; BW art. 6:162; Inv.w 1990 art. 36
Essentie
Bestuurdersaansprakelijkheid. Invordering: art. 36 Iw 1990; opgewekt vertrouwen; positie inspecteur en ontvanger. Onrechtmatige daad: maatstaf; concernbelang; sterfhuisconstructie; vordering individuele schuldeiser ingeval faillissement.
Zoals ook tot uiting komt in het stelsel van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en de Invorderingswet 1990, moet een onderscheid worden gemaakt tussen beslissingen omtrent de hoogte van de aanslag en eventueel daarbij toegepaste verhogingen enerzijds en beslissingen omtrent invordering van het op grond van de aanslag verschuldigde anderzijds; eerstbedoelde beslissingen worden genomen door de inspecteur terwijl beslissingen omtrent de invordering behoren tot de taak van de ontvanger. Het ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.