Einde inhoudsopgave
RvdW 2001, 75
Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen (WMCZ); wettelijke eis van representativiteit; toetsing rechter.
HR 06-04-2001, ECLI:NL:PHR:2001:AB0903
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
6 april 2001
- Magistraten
F.H.J. Mijnssen, W.H. Heemskerk, R. Herrmann, J.B. Fleers, H.A.M. Aaftink
- Zaaknummer
C99/196HR
- Conclusie
A-G Strikwerda
- LJN
AB0903
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht / Medezeggenschapsrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2001:AB0903, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 06‑04‑2001
ECLI:NL:PHR:2001:AB0903, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 06‑04‑2001
- Wetingang
WMCZ art. 2
Essentie
Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen (WMCZ); wettelijke eis van representativiteit; toetsing rechter.
De WMCZ heeft ten doel de vorming van een cliëntenraad die representatief voor de cliënten kan worden geacht en in staat tot behartiging van hun maatschappelijke belangen. Nu geschil is ontstaan over de representativiteit van de zittende cliëntenraad, heeft Hof terecht daarnaar onderzoek ingesteld. Leden van de cliëntenraad kunnen geen aanspraak maken op toewijzing vorderingen als in dit geding ingesteld (vordering leden tot veroordeling Stichting kenbaar te maken dat deze leden worden gezien als rechtsgeldige vertegenwoordigers en leden van de cliëntenraad) indien rechter van ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.