RvdW 2001, 52
Erkenning door biologische vader; vervangende toestemming; ‘family life’; afweging belangen
HR 16-02-2001, ECLI:NL:PHR:2001:AB0032
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
16 februari 2001
- Magistraten
F.H.J. Mijnssen, C.H.M. Jansen, J.B. Fleers, O. de Savornin Lohman, A. Hammerstein
- Zaaknummer
R00/083HR
- Conclusie
A-G Moltmaker
- LJN
AB0032
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Personen- en familierecht / Afstamming en adoptie
Internationaal belastingrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2001:AB0032, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 16‑02‑2001
ECLI:NL:PHR:2001:AB0032, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 16‑02‑2001
- Wetingang
BW art. 1:204; EVRM art. 8
Essentie
Erkenning door biologische vader; vervangende toestemming; ‘family life’; afweging belangen.
Art. 1:204 lid 3 BW stelt niet de eis dat tussen de verwekker die wil erkennen en het kind ‘family life’ als bedoeld in art. 8 EVRM bestaat. In procedure tot verkrijging ‘vervangende toestemming’ komt het aan op een afweging van de belangen van betrokkenen, waarbij tot uitgangspunt dient te worden genomen dat zowel het kind als de verwekker aanspraak erop heeft dat hun relatie rechtens wordt erkend als een familierechtelijke rechtsbetrekking. Door de rechter zullen het belang en de aanspraak van de man op erkenning moeten worden ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.