NJ 2001, 78
Wet op de kansspelen: onrechtmatige overheidsdaad bij voorbereiding en toepassing nuloptie-beleid?
HR 05-01-2001, ECLI:NL:PHR:2001:AA9312
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
5 januari 2001
- Magistraten
F.H.J. Mijnssen, W.H. Heemskerk, C.H.M. Jansen, J.B. Fleers, P.C. Kop
- Zaaknummer
C99/085HR
- Conclusie
plv. P-G Mok
- LJN
AA9312
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Vermogensrecht (V)
Verbintenissenrecht / Aansprakelijkheid
Bestuursrecht algemeen (V)
Verbintenissenrecht / Onrechtmatige daad
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2001:AA9312, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 05‑01‑2001
ECLI:NL:PHR:2001:AA9312, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 05‑01‑2001
- Wetingang
BW art. 6:162; Wet Kansspelen art. 30d; Wet Kansspelen art. 30e
Essentie
Wet op de kansspelen: onrechtmatige overheidsdaad bij voorbereiding en toepassing nuloptie-beleid?
Hof heeft terecht — in navolging van de vaste rechtspraak van het CBB op dit punt — geoordeeld dat aan de burgemeester o.g.v. art. 30d Wet op de kansspelen de bevoegdheid toekomt een eigen speelautomatenbeleid te voeren waarin ten aanzien van laagdrempelige inrichtingen alleen een vergunning voor het aanwezig hebben van een of meer behendigheidsautomaten wordt verleend. Niet op onjuiste rechtsopvatting berust 's Hofs oordeel dat geen sprake is van een onzorgvuldig totstandgekomen beleid aangezien bij de vaststelling van dat beleid de economische belangen van betrokkene ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.