RvdW 2001, 12
Terugvordering bijstand. Wet boeten; overgangsrecht; toepasselijk procesrecht; bevoegde rechter; ambtshalve beoordeling
HR 22-12-2000, ECLI:NL:PHR:2000:AA9137
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
22 december 2000
- Magistraten
R. Herrmann, A.E.M. van der Putt-Lauwers, H.A.M. Aaftink
- Zaaknummer
R00/058HR
- Conclusie
A-G Langemeijer
- LJN
AA9137
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid algemeen / Algemeen
Bestuursprocesrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2000:AA9137, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 22‑12‑2000
ECLI:NL:PHR:2000:AA9137, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 22‑12‑2000
- Wetingang
ABW art. 87; Rv art. 156; Wet 25 april 1996 Stb. 248 art. XVI
Essentie
Terugvordering bijstand. Wet boeten; overgangsrecht; toepasselijk procesrecht; bevoegde rechter; ambtshalve beoordeling.
Het inleidende verzoekschrift tot terugbetaling van bijstand is ingediend na 30 juni 1997. Ingevolge art. ⅩⅥ lid 2 Wet boeten is de kantonrechter bevoegd kennis te nemen van dat verzoek indien het besluit tot terugvordering is bekendgemaakt vóór 1 juli 1997; is het besluit bekendgemaakt op of na 1 juli 1997, dan dient de Gemeente de bestuursrechtelijke procedure te volgen. De Rechtbank had — ambtshalve — ter beoordeling van haar bevoegdheid moeten nagaan of het besluit vóór dan wel op of na 1 juli ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.