RvdW 2000, 210
Verklaring van waardeloosheid; art. 3:29 lid 3 BW; ontvankelijkheid in cassatie; rechtszekerheid. Tardieve weren van feitelijke aard; eisen goede procesorde.
HR 27-10-2000, ECLI:NL:PHR:2000:AA7908 (Van Nunen e.a./Thijs-Moerenburg)
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
27 oktober 2000
- Magistraten
H.L.J. Roelvink, W.H. Heemskerk, R. Herrmann, A.E.M. van der Putt-Lauwers, O. de Savornin Lohman
- Zaaknummer
C98/260HR
- Conclusie
A-G De Vries Lentsch-Kostense
- LJN
AA7908
- Roepnaam
Van Nunen e.a./Thijs-Moerenburg
- Vakgebied(en)
Ruimtelijk bestuursrecht / Algemeen
Vermogensrecht / Algemeen
Goederenrecht / Algemeen
Omgevingsrecht / Algemeen
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2000:AA7908, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 27‑10‑2000
ECLI:NL:PHR:2000:AA7908, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 27‑10‑2000
- Wetingang
Essentie
Verklaring van waardeloosheid; art. 3:29 lid 3 BW; ontvankelijkheid in cassatie; rechtszekerheid. Tardieve weren van feitelijke aard; eisen goede procesorde.
Nu thans eisers tot cassatie hun cassatieberoep tegen 's Hofs toewijzing van twee verklaringen voor recht waaronder een verklaring van waardeloosheid, niet binnen acht dagen hebben doen inschrijven in het in art. 433 Rv. bedoelde register, zijn zij ingevolge art. 3:29 lid 3 Rv. niet ontvankelijk in hun beroep voorzover dat betreft de verklaring van waardeloosheid; dit brengt evenwel de niet-ontvankelijkheid mee van het gehele beroep nu het cassatiemiddel uitsluitend is gericht tegen oordelen die zowel ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.