NJ 2000, 716
Wet BOPZ. Paraplumachtiging; motiveringseisen. Gevaar; standaardmotivering.
HR 06-10-2000, ECLI:NL:PHR:2000:AA7366
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
6 oktober 2000
- Magistraten
F.H.J. Mijnssen, W.H. Heemskerk, R. Herrmann, O. de Savornin Lohman, P.C. Kop
- Zaaknummer
R00/087HR
- Conclusie
A-G Langemeijer
- LJN
AA7366
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Gezondheidsrecht / Algemeen
Openbare orde en veiligheid / Bijzondere onderwerpen
Personen- en familierecht / Bescherming meerderjarige
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2000:AA7366, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 06‑10‑2000
ECLI:NL:PHR:2000:AA7366, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 06‑10‑2000
- Wetingang
Essentie
Wet BOPZ. Paraplumachtiging; motiveringseisen. Gevaar; standaardmotivering.
Geoorloofd is de zgn. paraplumachtiging, d.w.z. een voorwaardelijke machtiging tot voortgezet verblijf die pas ten uitvoer gelegd kan worden indien de betrokkene gedurende de periode waarvoor de machtiging is verleend, (verdere) medewerking aan een behandeling weigert. De beschikking dient in te houden dat de machtiging voorwaardelijk is verleend; tevens dient de Rechtbank te motiveren op welke gronden zij heeft aangenomen dat, alhoewel daadwerkelijke opname slechts mogelijk is indien de betrokkene de gestelde voorwaarde(n) niet naleeft, er toch een zodanig gevaar bestaat dat het verlenen van de gevraagde machtiging is geboden. Rechtbank ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.