NJ 2004, 58
Huwelijksgemeenschap. Verdeling bij helfte; op redelijkheid en billijkheid gebaseerde afwijking; vermindering vermogen vóór huwelijk; mededelingsplicht.
HR 06-10-2000, ECLI:NL:PHR:2000:AA7362, m.nt. W.M. Kleijn
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
6 oktober 2000
- Magistraten
H.L.J. Roelvink, W.H. Heemskerk, R. Herrmann, O. de Savornin Lohman, A. Hammerstein
- Zaaknummer
C98/316HR
- Conclusie
A-G De Vries Lentsch-Kostense
- Noot
W.M. Kleijn
- LJN
AA7362
- JCDI
JCDI:ADS157502:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Burgerlijk procesrecht (V)
Verbintenissenrecht / Algemeen
Personen- en familierecht / Relatievermogensrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2000:AA7362, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 06‑10‑2000
ECLI:NL:PHR:2000:AA7362, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 06‑10‑2000
- Wetingang
BW art. 1:100; BW art. 6:2
Essentie
Huwelijksgemeenschap. Verdeling bij helfte; op redelijkheid en billijkheid gebaseerde afwijking; vermindering vermogen vóór huwelijk; mededelingsplicht.
Ingevolge art. 1:100 lid 1 BW geldt de regel van verdeling bij helfte van de ontbonden gemeenschap nu partijen geen echtscheidingsconvenant hebben gemaakt. Een afwijking van die regel is niet geheel uitgesloten; zij kan evenwel niet dan in zeer uitzonderlijke gevallen worden aangenomen. Door Hof genoemde omstandigheden vormen onvoldoende grondslag voor een op de redelijkheid en billijkheid gebaseerde verplichting van de vrouw om vóór het huwelijk aan de man mededeling te doen van de vermindering van haar vermogen en van de reden van ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.