RvdW 2000, 187
Eigendom kerktorens; additioneel art. Ⅵ bij Staatsregeling 1798; art. ⅩⅢ Staatsregeling 1801. Ondubbelzinnig bezit. Vermoeden bezit; stelplicht en bewijslast; tegenbewijs.
HR 22-09-2000, ECLI:NL:PHR:2000:AA7199
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
22 september 2000
- Magistraten
H.L.J. Roelvink, P. Neleman, R. Herrmann, J.B. Fleers, P.C. Kop
- Zaaknummer
C98/309HR
- Conclusie
A-G Bakels
- LJN
AA7199
- Vakgebied(en)
Goederenrecht / Eigendom, bezit en houderschap
Vermogensrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2000:AA7199, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 22‑09‑2000
ECLI:NL:PHR:2000:AA7199, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 22‑09‑2000
- Wetingang
Acte van Staatsreg. des Bataafsche Volks 1798 art. VI der Additionele Artikelen; BW art. 3:109; BW art. 590 (oud); Wet 16 mei 1829 Stb. 29 art. 1; Overgangswet NBW art. 69; Overgangswet NBW art. 150; Rv art. 178; Staatsreg. 1801 art. XIII
Essentie
Eigendom kerktorens; additioneel art. Ⅵ bij Staatsregeling 1798; art. ⅩⅢ Staatsregeling 1801. Ondubbelzinnig bezit. Vermoeden bezit; stelplicht en bewijslast; tegenbewijs.
Additioneel art. Ⅵ bij Staatsregeling 1798 houdt in dat de burgerlijke gemeenten door enkele wetsduiding eigenaar van de daarbedoelde kerktorens zijn (geworden); sedertdien zijn de burgerlijke gemeenten, behoudens verkrijgende verjaring door of overdracht aan een derde, eigenaar van de kerktorens gebleven gelet op het bepaalde in art. 1 van de Overgangswet van 16 mei 1829, juncto art. 69 en 150 Overgangswet NBW. Algemene regels stelplicht en bewijslast brengen niet mee dat nu hervormde gemeenten het vermoeden dat ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.