NJ 2000/586
Bodemverontreiniging; aansprakelijkheid huurder; uitleg huurovereenkomst.
HR 30-06-2000, ECLI:NL:PHR:2000:AA6340, m.nt. P.A. Stein (Gemeente Nuth/Akkermans)
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
30 juni 2000
- Magistraten
H.L.J. Roelvink, W.H. Heemskerk, R. Herrmann, A.E.M. van der Putt-Lauwers, P.C. Kop
- Zaaknummer
C98/345HR
- Conclusie
A-G Hartkamp
- Noot
P.A. Stein
- LJN
AA6340
- Roepnaam
Gemeente Nuth/Akkermans
- JCDI
JCDI:ADS125174:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Vermogensrecht / Rechtshandelingen
Huurrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2000:AA6340, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 30‑06‑2000
ECLI:NL:PHR:2000:AA6340, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 30‑06‑2000
- Wetingang
BW art. 3:35; BW art. 7A:1584; BW art. 7A:1599; BW art. 7A:1600
Essentie
Bodemverontreiniging; aansprakelijkheid huurder; uitleg huurovereenkomst.
De aan het Hof als feitenrechter voorbehouden uitleg van de huurovereenkomst is alleszins begrijpelijk, niet alleen in het licht van de bewoordingen van de desbetreffende bepaling maar ook tegen de achtergrond van de wettelijke regeling van de verplichtingen van de huurder welke regeling immers niet meebrengt dat een huurder bij oplevering van het gehuurde verplicht is een niet door hem veroorzaakte, reeds bij de aanvang van de huur aanwezige bodemverontreiniging te verwijderen. Ingevolge art. 7A:1600 BW wordt slechts dan vermoed dat een schade door toerekenbaar tekortschieten van een huurder is ontstaan, indien de schade tijdens ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.