NJ 2000, 516
Incident tot tussenkomst in cassatie. In een cassatieprocedure is geen plaats voor een incidentele vordering tot tussenkomst.
HR 16-06-2000, ECLI:NL:PHR:2000:AA6235
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
16 juni 2000
- Magistraten
H.L.J. Roelvink, W.H. Heemskerk, C.H.M. Jansen, O. de Savornin Lohman, P.C. Kop
- Zaaknummer
C98/333HR
- Conclusie
A-G Wesseling-Van Gent
- LJN
AA6235
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2000:AA6235, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 16‑06‑2000
ECLI:NL:PHR:2000:AA6235, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 16‑06‑2000
- Wetingang
Rv (oud) art. 285; Rv (oud) art. 415
Essentie
Incident tot tussenkomst in cassatie. In een cassatieprocedure is geen plaats voor een incidentele vordering tot tussenkomst.
Samenvatting
Eisers vorderen bij incidentele conclusie in het aanhangige geding in cassatie te worden toegelaten als tussenkomende partij. Zij stellen hierbij belang te hebben omdat hun vennootschap mogelijk niet-ontvankelijk wordt verklaard in het cassatieberoep vanwege de gevolgen van het faillissement van de vennootschap en de opheffing daarvan bij gebrek aan baten. In dat geval hebben eisers een oninbare vordering (de onderhavige vordering was aan eisers gecedeerd) omdat alsdan het bestreden arrest van het hof in kracht van gewijsde gaat.
In een ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.