NJ 2001, 559
Dwaling; aandelentransactie; mededelingsplicht en onderzoeksplicht; motiveringseisen.
HR 16-06-2000, ECLI:NL:PHR:2000:AA6237, m.nt. J. Hijma
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
16 juni 2000
- Magistraten
F.H.J. Mijnssen, p. Neleman, A.E.M. van der Putt-Lauwers, J.B. Fleers, A. Hammerstein
- Zaaknummer
C98/310HR
- Conclusie
A-G Langemeijer
- Noot
J. Hijma
- LJN
AA6237
- JCDI
JCDI:ADS157497:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Ondernemingsrecht (V)
Verbintenissenrecht / Overeenkomst
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2000:AA6237, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 16‑06‑2000
ECLI:NL:PHR:2000:AA6237, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 16‑06‑2000
- Wetingang
BW art. 6:228
Essentie
Dwaling; aandelentransactie; mededelingsplicht en onderzoeksplicht; motiveringseisen.
Feit dat de verstrekte inlichtingen in eerder stadium dan bij aangaan overeenkomst zouden zijn verstrekt, behoeft niet aan beroep op dwaling in de weg te staan. Wanneer een partij voor de totstandkoming van een overeenkomst aan de wederpartij bepaalde inlichtingen had behoren te verstrekken om te voorkomen dat de wederpartij zich een onjuiste voorstelling zou maken, zal in het algemeen de goede trouw zich ertegen verzetten dat de eerstgenoemde partij aanvoert dat de wederpartij haar onderzoeksplicht heeft verzaakt. Hof heeft onvoldoende gemotiveerd waarom op partij niet een mededelingsplicht rustte nu het Hof niet ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.