RvdW 2000, 131
Boedelverdeling; waardebepaling; door derden geboden prijs; stelplicht en bewijslast.
HR 19-05-2000, ECLI:NL:PHR:2000:AA5867
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
19 mei 2000
- Magistraten
H.L.J. Roelvink, W.H. Heemskerk, O. de Savornin Lohman, A. Hammerstein, P.C. Kop
- Zaaknummer
R99/123HR
- Conclusie
A-G Strikwerda
- LJN
AA5867
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Personen- en familierecht / Relatievermogensrecht
Ondernemingsrecht / Rechtspersonenrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2000:AA5867, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 19‑05‑2000
ECLI:NL:PHR:2000:AA5867, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 19‑05‑2000
- Wetingang
BW art. 1:99; BW art. 2:207c; Rv art. 5; Rv art. 140; Rv art. 141
Essentie
Boedelverdeling; waardebepaling; door derden geboden prijs; stelplicht en bewijslast.
Voor de waardebepaling van de goederen van de te verdelen gemeenschap kan in beginsel aansluiting worden gezocht bij de prijs die daarvoor door derden wordt geboden. De bewijslast van de stelling dat derden bereid zijn een bepaalde waarde te betalen ligt — gezien de voldoende gemotiveerde betwisting door de man — bij de vrouw.
Samenvatting
Partijen zijn ex-echtgenoten. In geschil is de waarde van een in het kader van de verdeling van de huwelijksgemeenschap aan de man toegedeeld aandelenpakket.
Tussen partijen is terecht niet in geschil dat in ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.